Een korte inleiding over heidense jaarfeesten

© Frigga Asraaf 2019

Over hoe onze heidense voorouders dachten, handelden en het leven ervoeren kunnen we ons een voorstelling maken aan de hand van overgeleverde bronnen en het onderzoek dat hier naar gedaan is en wordt. We zullen het echter nooit met zekerheid weten en dat is iets om in het achterhoofd te houden bij bestudering van het heidendom van onze germaanse en keltische voorouders. Wij leven nu en het is aan ons om wat we leren over en van het verleden te vertalen naar deze tijd. De reden voor het vieren van jaarfeesten blijven echter hetzelfde: het bevorderen van vruchtbaarheid, het welzijn van plant en dier, de aarde en het welzijn van mensen.

We weten dat Keltische en Germaanse volkeren in nachten telden in plaats van in dagen zoals wij en dat de maan ten grondslag lag aan hun tijdberekening. De jaarfeesten begonnen aan de vooravond een gebruik dat is blijven bestaan in bijvoorbeeld kerstavond en pakjesavond. Er was geen eenheid in geloof en gebruiken. Alleen al door het verschil in klimaat. Het voorjaar doet bijvoorbeeld in de Lage Landen eerder haar intrede dan in Scandinavische landen.

In dit stuk richt ik me op het germaanse veld en worden de keltische jaarfeesten alleen als vergelijk vermeld. Het belang van de jaarfeesten lag en ligt verschoven binnen het keltische en germanen veld. Een van de verschillen die hierdoor naar voren komt is dat voor het keltische veld de sluiers rond Samhein op zijn dunst zijn, en voor het germaanse veld is dit in de joeltijd het geval.
Voor het keltische veld ligt de nadruk op Samhain 31 oktober (waarvan de evenknie bij germaanse heidenen Winternachten wordt genoemd) en op Beltane op 31 mei in het nederlands ook bekend als Meiavond. Voor het germaanse veld ligt het zwaartepunt op de winterzonnewende (21 december) en de zomerzonnewende (21 juni). Beide zonnewendes en eveningen vallen meestal op de 20ste of de 21ste van de maanden waarin ze vallen, maar het kan variëren tussen de 19de en de 23ste. De namen van de jaarfeesten die vallen op de eveningen, als dag en nacht in evenwicht zijn qua lengte zijn de Herfstevening (21 september) en Ostara (21 maart).

Het jaarwiel zoals bekend in heidens/paganistische kringen is een modern bedenksel, zoals veel dat als traditioneel wordt bestempeld. Dit doet niets af aan de waarde ervan. Het is gewoonweg een eigentijdse invulling.

Germaans
Winternachten – 31 oktober: Verering voorouders
Joeltijd – eind december / begin januari: twaalf joelnachten, winterzonnewende, zon laagste punt, moedernacht, sluiers tussen de werelden (leven en dood) dunner
Thorriblot – eind januari: overgeleverd in IJsland
Disirblot – eind februari: bekend uit Zweden, voormoeder- en ploegfeest
Ostara – maart: lente-evening, nacht en dag even lang, zaaitijd, verering godin Eostre of Ostara
Meiavond avond 31 april / 1mei: vruchtbaarheidsfeest, dansen rond de meiboom
Midzomer: zomerzonnewende, zon hoogste punt
Oogstfeest – augustus
Herfstevening – september: herfst-evening, dag en nacht in evenwicht, oogstfeest

Keltisch
Samhain – 31 oktober: begin nieuw jaar, verering voorouders, sluiers tussen de werelden (leven en dood) dunner
Joel – eind december / begin januari: winterzonnewende, zon laagste punt
Ibolc – begin februari: ploegfeest, vieren terugkeer zonnegod
Ostara – lente evening maart: nacht en dag even lang, zaaitijd, verering godin Eostre of Ostara
Beltane – 1 mei: vruchtbaarheidsfeest, dansen rond de meiboom
Midzomer – zomerzonnewende juni – zon hoogste punt
Lughnasadh – 1 augustus: jaarfeest ter ere van de zonnegod Lugh
Mabon – herfst-evening september: dag en nacht in evenwicht, zonnegod vertrekt naar de onderwereld

Offerfeesten
Het vieren van offerfeesten in heidense tijden is uit verschillende geschiedkunige bronnen bekend, waaronder History of the Wars waarin  de Byzantijnse geschiedschrijver Procopius (zesde eeuw) melding maakt van het vieren van de winterzonnewende in Thule (Scandinavie). Eveneens in noordelijke streken werden naar zeggen van de ijslandse geleerde Snorri Sturluson (1179 – 1241) jaarlijks drie offerfeesten gevierd. In de de Ynglinga sage (onderdeel van de Heimskringla saga) noemt bij een offerfeest dat aan het begin van de winter werd gehouden, eentje midden in de winter en de derde midden in de zomer.
De romeinse geschiedschrijver Tacitus (eerste eeuw n.o.j.) noemt in zijn boek Germania een feest ter ere van de godin Nerthus en in zijn Annalen feest ter ere van de godin Tamfana.
De angelsaksische monnik Bede (672 of 673 – 735) schreef het boek De temporum ratione (‘De Berekening van Tijd’). Dit boek draait om een kalender en niet om jaarfeesten. Het blijft bij een enkele opmerking hierover. Rond de winterzonnewende, het begin van het angelsaksische jaar, was Modraniht (‘moedernacht’) het belangrijkste feest. In onze maand februari zouden de heidenen koeken aan hun goden hebben geofferd. Een jaarfeest in de maand april was gewijd aan de godin Eostre (in het engels heet Pasen nog altijd Easter). Mogelijk valt uit de naam Halegmonath (‘heilige maand’) af te leiden rond deze tijd offerfeesten werden gehouden. Onze maand november stond bij de angelsaksen bekend als Blod-Monath en dit betekent letterlijk ‘bloed-maand’. De tijd van de slacht waarbij het vlees waarschijnlijk deels diende als offer voor de goden en deels voor de aanleg van de wintervoorraad.

Kalender en tijdrekening
Ook nu nog spelen de omwentelingen van maan en zon een rol bij het bepalen van het tijdstip waarop we de heidense jaarfeesten vieren. Tijdberekening is in de loop der eeuwen veranderd omdat men nauwkeuriger wilde berekenen. Laten we dus eens onderzoeken wat er gewijzingd is ten opzichte van germaans/keltische tijden.

Waar de aarde in een jaar rond de zon draait, wentelt de maan in die tijdspanne 12 keer rond de aarde. Een maanjaar telt iets meer dan 354 dagen. Bij een tijdberekening in maanjaren ontstaat er dus een tekort, want een maanmaand duurt in beginsel ongeveer 28 dagen. Om dit verschil te overbruggen voegde men om de paar jaar een maand van 22 of 23 dagen toe. Om het zonnejaar en het maanjaar met elkaar in overeenstemming te brengen, werd er om de twee jaar een maand van 22 of 23 dagen ingelast.

Eeuwenlang bleef het zoeken naar de juiste tijdrekening. De geschiedenis van onze huidige kalender begint zo’n 3000 v.o.j. in Egpyte. De toenmalige tijdwijzer aldaar verdeelde het jaar in drie seizoenen met elk vier maanden van dertig dagen. De aarde heeft 365,2564 dagen nodig voor haar baan om de zon en een tropisch jaar telt 365,2422 dagen. De ontbrekende tijd moest dus worden toegevoegd. Het jaargetijde van het overstromen van de Nijl luidde het nieuw jaar in.
De Juliaansekalender is gestoeld op de egyptische tijdwijzer en het tropisch jaar en werd in 46 v.o.j. ingevoerd door Julius Caesar. Het Juliaanse jaar begon in maart en pas in het jaar 450 veranderde dit in januari. Het Juliaans jaar telde 365,25 dagen. Nog steeds iets korter dan de omloop van de aarde om de zon nodig heeft. Men stelde ieder vierde jaar een schrikkeljaar in van 366 dagen, de schrikkeldag is 29 februari. Toch was ook deze kalender niet nauwkeurig genoeg.
In een van de hoofdstukken van het al eerder genoemde boek De temporum ratione (‘De Berekening van Tijd’) behandelt Bede de engelse maanden die feitelijk de heidense maanden waren. Om het tekort van de maanjaren op te vullen werd volgens hem telkens na twee of drie jaar in de zomer een maand toegevoegd en deze werd Ðriliði genoemd. Bede liet het nieuwe jaar in december beginnen.
Eeuwen later, we zijn nu aanbeland in 1582, overbrugde de kalenderhervorming van paus Gregorius XIII 10 dagen. In de gewesten Limburg en Brabant werd de kalender meteen ingevoerd. Een jaar later gevolgd door Holland en Zeeland. Het komt er op neer dat katholieken de Gregoriaansekalender aanvaarden en de protestanten hem afgewezen. In de overgangsperiode werden beide kalenders vaak naast elkaar gebruikt met de aanduidingen Oude Stijl en Nieuwe Stijl.
De overgang van de Juliaanse- naar de Gregoriaansekalender was omstreden, met als gevolg dat in de zeventiende eeuw beide in gebruik waren. In de Republiek der Nederlanden was op twee gewesten na, Holland en Zeeland, de Juliaansekalender nog in zwang. Het verschil tussen beide kalenders was in 1700 al opgelopen tot 11 dagen. Om vergissingen te vermijden was het gewoonte om de datum van beide kalenders te vermelden.

Jaargetijden
Oorspronkelijk kenden germaanse volkeren twee jaargetijden: zomer en winter. Alle germaamse talen hebben woorden voor deze begrippen met elkaar gemeen. Voor de woorden lente en herfst geldt dit niet.

Lente of voorjaar is het jaargetijde tussen winter en zomer. Het oudhoogduitse lenzin, lengizi(n), langez en het oudengelse lencten worden dikwijls teruggevoerd op de de proto-germaanse samenstelling *langa-tina– met als letterlijke betekenis ‘lange dagen’.

De zomer is het warmste jaargetijde. Verwante woorden in oude germaanse talen zijn: Oudsaksisch sumar; oudhoogduits sumar; oudfries sumer, somer, semmer, simmer; oudengels sumor; oudnoords sumar allen te herleiden naar het proto-germaans *sumara– .

Het jaargetijde tussen zomer en winter zomer en winter noemen we najaar of herfst.  Een woord verwant aan het oudsaksische herbist; het oudhoogduitse herbist; het oudfriese herfst; het oudengelse hærfest en het proto-germaans *harbista– en het oudnoordse haust dat te herleiden is naar het proto-germaans *harbusta-. Al deze woorden verwijzen naar oogsttijd en waarschijnlijk was de oorspronkelijke betekenis ‘tijd waarin men plukt’.

Het koudste deel van het jaar duiden we aan als winter en andere talen met verwante woorden zijn: oudsaksisch wintar; oudhoogduits wintar; oudfries winter; oudengels winter; oudnoords vetr; gotisch. wintrus en proto-germaans *wintru-.

Maandnamen
Hieronder een drietal lijstjes met namen van de kalendermaanden in het nederlands, het oudhoogduits (900–1500) en van Bede:

Nederlands:
januari – louwmaand
februari – sprokkelmaand, schrikkelmaand
maart – lentemaand
april– grasmaand
mei – bloeimaand
juni – zomermaand
juli – hooimaand
augustus – oogstmaand
september– herfstmaand
evenmaand, gerstmaand
oktober – wijnmaand
november – slachtmaand
december – wintermaand

Oudhoogduits (900–1500):
Wintarmanoth – wintermaand
Hornung – de bastaard?
Lenzinmanoth – lentemaand
Winnemanoth – weidemaand
Ostarmanoth – paasmaand
Brachmanoth – bloeimaand
Hewimanoth – hooimaand
Aranmanoth – oogstmaand
Witumanoth – houtmaand
Windumemanoth – druifoogst-maand
Herbistmanoth – oogstmaand
Heiligmanoth – heiligemaand

Bede
december – Ærra Geola
januari – Æfterra Geola
februari – Solmonað
maart – Hreðmonað
april– Eostermonað
mei – Ðrimilcemonað
juni – Ærra Liða
juli – Æfterra Liða
augustus – Weodmonað
september – Haligmonað
oktober – Winterfilleð
november – Blotmonað

Bronnen
Asraaf, Frigga – Asatru, een naslagwerk – H2O Boeken, Hasselt NL 2010

Internet Bronnen
Etymologiebank.nl – www.etymologiebank.nl
Kalender en tijdrekeningen- www.dwc.knaw.nl
Kalenders en tijdrekening – www.morgenster.org
History of the Wars by Procopius, book XV https://en.wikisource.org/wiki/History_of_the_Wars/Book_VI