Bidden

© Frigga Asraaf 2006

In de heidense gedachtewereld, de germaans heidense wereld wel te verstaan, kennen we naar mijn mening geen wetten, voorgeschreven regels, rituelen of gebeden. Of de levenslessen uit bijvoorbeeld de Hávamál als richtlijnen of als leuke wetenswaardigheden gezien worden is aan ieder voor zich. Dat geldt volgens mij voor veel wat het germaans heidendom betreft: dat iedere persoon zelf bepaalt wat aan te nemen als zijnde waar. Dat is niet altijd makkelijk, maar wel een uitdaging. Het biedt weinig houvast en vraagt een grote mate van zelfstandigheid van een mens. Dat maakt waarschijnlijk dat het voor mij behoort tot hetgeen wat mij zo aantrekt in het germaanse heidendom.

Hoewel we geen vaste gebeden hebben, bidden we wel. Hoe vaak vragen we tijdens een ritueel niet om hulp? Dat is toch bidden? Maar wat is bidden eigenlijk? Waarom bidt een mens? Zijn voorgeschreven gebeden prettig? Zomaar wat vragen die al een tijdje zo af en toe door mijn gedachten spelen. Voor een deel roept het begrip bidden bij mij nog steeds een bepaald beeld op. En wel het op de blote knietjes, met de handjes gevouwen en het hoofd gebogen voor de Here gebeden prevelen. Maar langzaamaan komen er andere beelden naast. Andere geloven kennen allerlei voorgeschreven rituelen en gebeden. Af en toe lijkt het me best handig. Een boek uit de kast trekken en daarin precies verwoord vinden wat ik op dat moment wil zeggen. Of tot rust komen met een gebedssnoer in de hand terwijl de kralen door de vingers glijden en een eeuwenoude mantra wordt herhaald zoals bijvoorbeeld boeddhisten en hindoes doen.

Nieuwsgierig als ik ben, leek het uit de kast trekken van wat woordenboeken een goed plan. Eerst het etymologisch woordenboek maar eens ingekeken. Het woord bidden blijkt germaans te zijn. Het oudnederfrankische woord bidden wordt vergeleken met het oudsaksische biddian ‘verzoeken, nodigen’, het oudfriese bidda ‘verzoeken, bidden’, het oudengels biddan ‘vragen’, het oud- en nieuwhoogduitse bitten ‘smeken’ en het gotische bidjan ‘bidden’. De Dikke van Dale vertelt me dat bidden het spreken tot god of wie men als goddelijk vereert is. Het kan gedaan worden om te loven, te danken of om hulp en steun af te smeken. Volgens mij komt het, dit alles nog eens doorlezende, neer op het volgende: bidden is het op één of andere manier, om één of andere reden tegen iets of iemand in een onzichtbare wereld aan ouwehoeren.

Bidden, alleen of gezamenlijk, is een gebruik dat elke religie kent, waar ook ter wereld door de geschiedenis heen. De manier waarop kan nogal verschillen. Neem alleen al de houding waarin gebeden wordt en vaak heeft een religie of traditie ook weer meerdere houdingen. Om een paar voorbeelden te noemen: islamieten die op hun knieën zitten en voorover buigen, tibetaanse boeddhis-ten die hun handen tegen elkaar leggen en deze eerst naar het voorhoofd brengen, daarna naar de keel, als laatste naar het hart en zich vervolgens ter aarde werpen of joden die tijdens het lezen van de thora korte bewegingen naar voren en achteren maken. De houdingen drukken iets uit: overgave, eerbetoon, toewijding enzovoort. Ik roep staande met de armen omhoog geheven mijn goden aan. Ik grap wel eens: “Ik ga letterlijk en figuurlijk staan voor mijn goden, voor datgene waarin ik geloof”.

GEBEDEN
Men kan bidden in woord of gedachte, van heel stil van binnen tot hardop van de daken schreeuwend. Het kan een spontane uiting zijn of het uitspreken van een voorgeschreven spreuk. Gebeden met herhalingen al dan niet gezongen zijn bij vele religies te vinden. Denk maar aan de katholieke rozenkrans of het zingen of prevelen van mantra’s door hindoes en boeddhisten.

Bij bidden blijft het niet altijd alleen bij woorden, hebben we al eerder gezien. Naast het aannemen van houdingen of het maken van bewegingen kan ook het maken van dingen onderdeel van het gebed vormen of zijn voorwerpen zelf een gebed. Het is al weer heel wat jaren geleden dat ik kennis heb gemaakt met de indiaanse zweethutceremonie. Voor we de zweethut ingingen kregen we als opdracht een slinger van gebedszakjes te maken. De leider van de ceremonie (een man van indiaanse afkomst) vertelde over het gebruik van de gebedszakjes. In kleine vierkante lapjes stof in vier verschillende kleuren wordt wat tabak gestopt. De lapjes worden dicht gebonden en aan een koord bevestigd. De vier kleuren die worden gebruikt zijn rood, geel, zwart en wit en staan symbool voor de vier mensenrassen. Wij besloten in plaats van tabak kruiden te gebruiken omdat tabak niet inheems is. Bij elk zakje dat we maakten, was het de bedoeling een wens te doen. Toen de slinger klaar was, hebben we hem in de zweethut opgehangen. De rook van het vuur nam de wensen ofwel gebeden mee. Ook bij het gebruik van de heilige pijp (chanunpa) zien we de gedachte dat de rook die uit de pijp omhoog stijgt de gebeden meeneemt naar de Grote Geest.

Als mij de vraag wordt gesteld hoe ik bid, dan zeg ik: “Het rondgaan van de hoorn is een vorm van bidden, en dat is een manier die kenmerkend is voor de Noordse Traditie”. Al heel wat keren is de hoorn rond gegaan bij allerlei gelegenheden en voor allerlei doeleinden. De hoorn staat voor mij symbool voor de bron. De bron waar alles uit voorkomt en alles weer in terugkeert. Het rondgaan van de hoorn is een ritueel op zichzelf of kan onderdeel van een ritueel zijn. Vaak ben ik weer diep onder de indruk van de kracht die schuilt in de eenvoud van het rondgaan van de hoorn. Op één of andere manier biedt het mensen ruimte uiting te geven aan soms heel diepe gevoelens. Ik heb keren meegemaakt dat er meer is uitgesproken dan anders ooit gebeurd zou zijn. En dan kan het zowel om vreugde als verdriet gaan.

Bidden binnen de Noordse Traditie kan natuurlijk ook zonder hoorn. Ik babbel regelmatig rechtstreeks met of tegen de goden. Ik steek een kaars op, roep ze allemaal aan of soms maar één of twee en vertel wat me dwars zit, of wat ik wil vragen of alleen maar om te zeggen dat ik blij met hen ben in mijn leven. Gewoon hardop, net zoals ik tegen vrienden aanpraat.

GEBEDSSNOEREN
Veel geloofsvormen kennen gebedssnoeren. Deze snoeren bestaan uit een bepaald aantal kralen die men door de vingers laat glijden terwijl men gebeden opzegt en herhaalt. De rooms-katholieken hebben hun rozenkrans, waarvan vele variaties bestaan die per traditie verschillen. Volgens Gray Henry en Susannah Marriott zijn rozenkransen ontstaan uit het tellen op de vingers of het verplaatsen van steentjes van het ene stapeltje naar het andere stapeltje om zo het aantal opgezegde gebeden bij te kunnen houden en/of om de geest te helpen richten.1

Een middeleeuwse traditie die tot op de dag van vandaag nog bestaat is die om kralen voor een rozenkrans te maken van rozenblaadjes. Van de rozenblaadjes wordt een pasta gemaakt die met de hand tot ronde bolletjes wordt gevormd. Er zijn natuurlijk vele materialen waarvan kralen worden gemaakt. Bijvoorbeeld ook edelstenen waar een bepaalde werking aan toegedicht wordt.

Een rozenkrans kan bestaan uit een aantal weesgegroet-kralen, een aantal onze-vader-kralen, met daar tussen mogelijk medaillons en kruisjes. De kralen verschillen van grootte waardoor, evenals door de medaillons en kruisjes, verschillende soorten gebeden worden aangegeven. In de oosters-orthodoxe kerk zien we dat een wollen koord met knopen gebruikt wordt bij wat het Jezus-gebed wordt genoemd.

De hindoeïstische mala bestaat uit 108 kralen en een kraal waar een kwastje aan hangt. Het getal 108 is een heilig getal voor hindoes. Het geeft de twaalf astrologische huizen weer en de negen planeten van het zonnestelsel. Een mala wordt ingewijd in een ritueel. Hier bestaat een heilige tekst voor. Het snoer wordt ook als een talisman gezien en er worden krachten aan toegekend die kunnen toenemen door gebruik. De mala kan van allerlei soorten materialen gemaakt worden. Hout is geliefd en dan met name sandelhout. Wordt de mala opgedragen aan een bepaalde godheid dan is dit mede van invloed op de keuze van het materiaal, zoals een mala van de tulsi-plant voor Vishnu, een mala van gedroogde bottels van de Elaeocarpus ganitrus roxburgii voor Shiva en een snoer van robijnen voor Brahman.

Bij de boeddhistische mala zien we een aantal overeenkomsten met de hindoeïstische mala. Beide hebben 108 kralen en het begin van het snoer wordt aangegeven door een kraal met daaraan een lintje of kwastje. De diverse boeddhistische stromingen kennen een verscheidenheid aan mala’s. Er kunnen bijvoorbeeld kralen van een ander materiaal in het snoer te vinden zijn. Deze kralen hebben een betekenis, zoals vier kleinere kralen die staan voor de vier edele waarheden van Boeddha’s leven of twee grote kralen die vader- en moederkraal worden genoemd en beide Boeddha voorstellen.

Tibetaanse mala’s kennen versieringen en er hangen vaak gebedsdoosjes aan. Een mala geregen van zaden van de bodhi-boom in Bodhgaya, vlak bij Varanassi in het noorden van India, waar Boeddha onder heeft gemediteerd en verlich-ting vond is zeer in trek. Henry en Marriot melden dat de heiligste mala’s gesneden zijn uit de schedels van overleden lama’s.2

Tibetaans boeddhisme is levendig en duidelijk zichtbaar aanwezig.3Mensen besteden dagelijks veel tijd aan hun geloof, mompelen de oude mantra’s terwijl ze aan het werk zijn, bezoeken de kleurrijke tempels om te bidden en overal hangen slingers van gebedsvlaggen. De gebedsmolens draaien rond, de vlaggen wapperen en wiegen in de wind en zo worden de gebeden meege-nomen. De kleuren van de stof waar de gebedsvlaggen, voorzien van mantra’s en zinnebeelden, van gemaakt worden zijn vaak de kleuren van de vijf elementen: blauw, wit, rood, groen en geel.4Vaak hebben families al generaties lang de houten stempels waarmee de vlaggen bedrukt worden in bezit. Diane Barker geeft een in mijn ogen fraaie omschrijving van de gebedsvlaggen: …. Ik word aan mijn eigen vergankelijkheid herinnerd door het langzaam verbleken en uiteenvallen van de dunne, katoenen vlaggen-doeken. Het steeds opnieuw ophangen van nieuwe vlaggen naast de oude getuigt van verjonging en wedergeboorte.5

Een vriend van mij heeft jaren geleden een paar hele kleine beeldjes (tussen de twee en drie centimeter) van bodhisatva’s voor mij meegenomen uit ik meen India. Hij vertelde dat mensen die beeldjes bij zich dragen. In elk beeldje zit een klein stukje opgerold papier met daarop gebeden. Dat brengt mij op een zijspoor naar de joodse tefilin. De tefilin zijn twee gebedsriemen elk voorzien van een vierkant doosje met daarin de geboden van hun god. De hoofd-tefila wordt op het voorhoofd gedragen en de andere wordt om de linkerarm gebonden zodat het doosje dicht bij het hart zit. De rest van de riem wordt om de hand gerold. Het dragen van de tefilin wordt gezien als bescherming voor zowel lichaam als ziel. Het is een en al symboliek, moet aan alle voorschriften voldoen en natuurlijk kosjer zijn.

De islam kent een gebedssnoer, de tasbih, bestaande uit 99 kralen. Islamieten noemen bijvoorbeeld bij iedere kraal één van de namen van Allah. Elke kraal staat symbool voor een kenmerk of naam van Allah. De naam van het gebeds-snoer tasbih stamt af van het arabische s-b-h dat ‘vereren’ betekent. Het snoer is onderverdeeld in drie gelijke delen. De delen worden van elkaar gescheiden door een kwast of een kraal anders van vorm of kleur. Ook hier zien we dat het begin van het gebedssnoer wordt aangegeven door een kwastje, hier de El-shaheed (‘de getuige’) genaamd.

Als laatste noem ik de griekse komboloi of zorgenkralen. Dit is een kralensnoer dat als rustgevend speeltje dienst doet. Het schijnt al een eeuwenlang gebruik in Griekenland te zijn. Het begrip komboloi stamt van het griekse kombos dat ‘knoop’, specifiek ‘een aantal knopen’ betekent en loi met als betekenis ‘een groep die bij elkaar blijft’. Traditioneel werd de komboloi van barnsteen gemaakt maar tegenwoordig van allerlei materialen als kunststof, edelstenen, glas, been en koraal. Waarschijnlijk is de oorsprong van het snoer te vinden in de orthodox griekse geknoopte gebedssnoeren de komboskini. Het schijnt ook zo te zijn dat vroeger voornamelijk mannen met de komboloi rondliepen, maar tegenwoordig wordt de komboloi door zowel mannen als vrouwen gebruikt. Men houdt het snoer in de hand, speelt ermee, laat de kralen door de vingers glijden met ontspanning als doel.

MEDITATIE EN YOGA
Volgens Michael Barnett is meditatie altijd een gebed, maar is bidden niet altijd mediteren. In beide gevallen stelt een mens zich naar zijn zeggen open voor een verbinding met het goddelijke.6 Is het doel hetzelfde vraag ik me af. En of iedereen die mediteert dit doet om in verbinding te treden met het goddelijke vind ik ook een wat te stellige uitspraak. Ik laat het liever aan mensen zelf over te bepalen waarom ze iets doen en wat ze er mee denken te bereiken. De uitleg in de Dikke van Dale spreekt mij dan ook meer aan: mediteren is een poging om de diepste werkelijkheid te ervaren door innerlijke beschouwing.

Ik denk dat tegenwoordig in de hectische westerse maatschappij meditatie zeker ook wordt gebruikt als middel om te ontspannen. Geshe Sonam Gyaltsen verwoordt het heel helder: …Tegenwoordig echter zijn de meditaties, die veel oppervlakkiger blijven maar die een soort ontsnapping bieden van de sleur en de stress van het dagelijks bestaan, razend populair. Dat is op zich niet zo verwonderlijk, want het is met een klein beetje oefening en een enkele concentratietechniek mogelijk om bijvoorbeeld aan de stress en de onrust die we de hele dag op het werk oplopen te ontsnappen.7
Mediteren is in mijn ogen voor een deel het leren beheersen van bepaalde technieken. Het is, simpel gezegd, een concentratie-oefening waarin we onze gedachten kunnen leren richten en proberen te stoppen of tot rust laten komen. Stille meditatie zoals bijvoorbeeld zen zegt mij helemaal niets. Het werkt voor mij gewoon niet. Het zingen van mantra’s heeft me wel altijd aangesproken en zo gebruik ik de runen ook wel. Als ik met een bepaald probleem zit, dan roep ik vaak de goden aan. Ik vertel hen wat er aan de hand is en vraag hen mij te helpen oftewel: ik bid. Ik kan ook met het probleem in gedachten een rune trekken en deze rune een aantal minuten achter elkaar zingen, wat voor mij een soort mediteren is. Tijdens het zingen van runen probeer ik al mijn aandacht daarop te richten en doe een poging de dagelijkse gedachtestroom te laten voor wat het is.

Bekend zijn de vele boeddha-beelden met verschillende houdingen maar vooral handstanden. De handstanden worden moedra’s (‘zegel’) genoemd. Moedra’s zijn zowel in het boeddhisme als hindoeïsme terug te vinden met een bijna gelijke betekenis. Ze kunnen een onderdeel vormen van meditatie, gebed, dans en yoga. Een moedra beeldt een bepaalde energie of kracht uit. Door de betreffende handstand aan te nemen stemt men zich af op die energie of kracht en is het dus een hulpmiddel bij de concentratie. Er zijn al mensen die een vorm van runen-yoga ontwikkeld hebben. Je vormt met je hele lichaam of met je handen een rune, terwijl de runen gezongen worden. Het is best grappig te proberen de hele futhark in een vloeiende beweging uit te voeren. Dat wordt een soort runen-tai-chi. Vanuit de fehu-houding met de beide armen schuin omhoog voor je uitgestrekt buig je voorover om zo de uruz te vormen, daarna met een elegante beweging recht je je rug en zet om de thurisaz te vormen een van je handen in je zij enzovoorts, tot je bij de dagaz bent.

TEN SLOTTE
Het tibetaanse boeddhisme met haar invloeden uit de bon-religie spreekt mij sterk aan. Ik hou wel van uiterlijk vertoon en het lijkt mij geweldig als er ooit eens heidense gebedsvlaggen in mijn tuin wapperen. Maar hoe zouden we bijvoorbeeld een noords gebedssnoer samenstellen? Het zou kunnen bestaan uit een snoer van vierentwintig kralen met op elke kraal een rune en daar tussen kunnen alle mogelijke symbolen hangen zoals een thorshamer, een valknut of een appel al naar gelang waar onze voorkeur naar uitgaat. Kortom alleen al aan het verzinnen van dit soort dingen beleef ik veel plezier, maar ik hoop een aantal dingen zeker ooit daadwerkelijk te maken en te gebruiken.

We weten allemaal dat veel van onze traditie verloren is gegaan, hoewel het mij tegelijk blijft verrassen hoeveel er bewaard is gebleven. Toch blijven vele vragen onbeantwoord. Wat voor manieren onze heidense, gemaanse voorouders hadden om te bidden weten we niet echt. We kunnen er naar raden. In het zoeken naar een invulling in het dagelijks leven leidt het pad van de noordse traditie mij langs andere tradities rijk aan gewoonten en gebruiken. Sommige van deze tradities zijn al heel oud en daar zien we dingen die al sinds mensenheugenis in gebruik zijn. Andere tradities zijn nog jong, maar hebben wel al een eigen vorm gevonden. De manieren van bidden die ik tegenkom samen met brokstukjes die bewaard zijn gebleven van mijn eigen traditie zetten mij aan het denken. En helpen mij vormen van bidden te vinden die aansluiten bij wie ik ben.

Ga naar het vervolgartikel Bidden – Het vervolg

1. Een snoer van gebeden, Henry en Marriot, blz. 38
2. Een snoer van gebeden, Henry en Marriot, blz. 80
3. We zien in het tibetaanse boeddhisme duidelijke invloeden uit de bon-religie of het bon-sjamanisme, de gangbare levensbeschouwing in Tibet voor het boeddhisme kwam.
4. Het Oosten kent een element meer dan waar in het Westen mee gewerkt wordt. Naast de voor ons ook gebruikelijk elementen aarde, water lucht en vuur komt men bijvoorbeeld wolken of ether als benamingen tegen voor het vijfde element. Water wil nog wel eens vervangen worden door hout.
5. Tibetaanse gebedsvlaggen, Barker, blz. 9
6.Kwartaalt ijdschrift Onkruid, nummer 145, blz. 177
7. http://www.maitreya.nl/meditatie.html

Bronnen:
Etymologisch woordenboek – J. de Vries & F. de Tollenaere
Het Spectrum, Utrecht 1997, twintigste druk
Van Dale, groot woordenboek der nederlandse taal
Van Dale Lexicografie, Utrecht 1999, dertiende uitgave
Een snoer van gebeden – Gray Henry en Susannah Marriot
Ankh-Hermes bv, Deventer 2002
Tibetaanse gebedsvlaggen. Geef je zegeningen mee aan de wind – Diane Barker
Altamira-Becht, Haarlem 2003
Encyclopædia Britannica – Chicago, Illinois
Bidden is onze ziel verheffen tot God – Diane Broeckhoven
Artikel in kwartaaltijdschrift Onkruid, uitgave van stichting Onkruid, Avenhoorn, nummer 145, januari/februari 2002

Internet bronnen:
De Rozenkrans
Fashion at work
Maitreya Instituut
Stichting Trisula

uit: Kwartaaltijdschrift Balder, Herfstevening 2004, nummer 29